Graham Greene, De kern van de zaak, 2017
Als je begint aan een roman van Graham Greene (1904-1991) krijg je al snel een vertrouwd gevoel. Je stapt een wereld binnen die herinnert aan boeken van vroeger, jongensboeken misschien vooral, met schurken en detectives, met drama en spanning. Ze spelen zich af in de wijde wereld, niet ergens op een depressief zolderkamertje in Amsterdam-Zuid. En Greene laat je meestal niet lang in het ongewisse over de aard van zijn onderneming. Hij zet de zaak op scherp, laat je nadenken over morele vragen, over keuzes die ertoe doen. Daarbij lopen er altijd priesters rond in Greenes romanwereld, die graag vertellen wat het geloof ons voorhoudt – als ze zelf tenminste niet aan de drank of een andere zonde verslingerd zijn. In het geval van Henry Scobie, hoofdpersoon van de recent opnieuw verschenen roman De kern van de zaak (oorspronkelijk 1948), is zijn onweerstaanbare neiging om medelijden te hebben ongetwijfeld een psychische onevenwichtigheid. Maar het is meer dan alleen dat. Deze uit zijn voegen gegroeide karaktereigenschap van de romanheld spiegelt ook het onophoudelijk, goddelijk erbarmen met de ontspoorde mens.
Lees hier verder!